Plato heeft de wereld eens beschreven als “Gods speeltje”. Mensen hebben zich altijd gespiegeld aan dat beeld van de deus ludens, ‘de spelende God’ die de hele wereld herleidt tot een veelkantig curiositeitenkabinet.
In het achttiende eeuwse Holland bestonden er honderden particulier natuurhistorische Wunderkammer van enige omvang. In de collecties bevonden zich kostbare gesteenten, opgezette dieren en skeletten, vlinders en insecten en vernuftig mechanisch speelgoed voor proefondervindelijke waarnemingen.
Stadhouder Willem V had op Het kleine Loo een uitgestrekte menagerie en een onoverzichtelijke verzameling exotica, vreemd gedierte en ‘verwarderlyk by malkander’ gebrachte naturaliën.
Door zo’n uitstalling lag de wereld als het ware voor eenieder in Holland binnen handbereik. ‘Dit klain Vertrek bevat een Wereld van Gevoel’ dichtte Jan Zoet in de zeventiende eeuw toen hij de verzameling wonderbaarlijke rariteiten van een Amsterdams lakenkoopman zag. ‘En zet, voor d’armste mensch, een Kaizerlikke stoel’.
Deze ‘wereldtheaters’ waren kabinetten voor de fantasie en de spielereien van de menselijke geest, de realiteit, maar ook voor de nog vreemde en haast onbekende wereld van de exotica. Met hun verzamelingen wilden collectioneurs de wereld leesbaar maken. Een verzameling naturalia of artificialia is vooral een ordening van de chaos.
Zo’n verzameling, een kabinet van zeldzaamheden was ‘de moeder van alle kunsten’ in de woorden van Georges Louis Leclerc de Buffon, de beroemde beschrijver van het kabinet van de Franse koning. Het rariteitenkabinet etaleerde al de ‘wonderen Gods’.
|