space
INANITAS OUDE WARANDA TILBURG 1993

In het centrum van de Oude Warande, een sterrenbos uit het begin van de achttiende eeuw, komen acht lanen bij elkaar op een centrale cirkellaan,
Tegenover elke laan die op deze cirkel uitkomt, staat een betonnen sokkel' geplaatst. Deze sokkels zijn achthoekig.
Het beton dat voor dit project gebruikt werd, is een mengsel van cement, zand, puinslag en pigmenten. Boven het maaiveld hebben de sokkels een donkergrijs cement, hierop staat een okerkleurige schacht, als beëindiging een donkergrijs sluitstuk, waarin zich in elk vlak van de achthoek een zelfde loden letter bevindt.
Elke sokkel heeft zijn eigen letter die samen het woord ” Inanitas” vormen. De bovenkanten van dit sluitstuk zijn in de vorm van een schaal gestort waarin zich regenwater verzamelt.
Inhoudelijk verwijst het beeld naar twee aspecten die ten tijde van de aanleg van het park golden als maat, namelijk het creëren van een ruimte voor intellectuele overpeinzing en als plaats van mystieke vervoering. Doordat de sokkels in de assen van de lanen liggen bepalen zij voor de beschouwer het maatsysteem waarop het park gebaseerd is, namelijk een vierkant met diagonalen en assen.
Zowel vanaf de cirkellaan gezien, als vanaf het buitenvierkant, kan men de diverse lanen van elkaar onderscheiden, een diagonaal is immers langer dan een as. De titel van het beeld w Inanitas, wat lege ruimte betekent (lat.) wordt geconcretiseerd wanneer de schalen vol met water staan. De acht sokkels dragen de ruimte boven het park, een historische plek die in de loop van de geschiedenis niet van vorm verandert is.
Deze ruimte wordt zichtbaar in de reflecties in het water van de schalen.
De tekstverwijzingen op elke sokkel vormen samen het woord Inanitas, tegen de klok in, terug de geschiedenis in, waardoor het beeld een schakel wordt tussen heden en verleden.
Tegelijkertijd functioneert het beeld als een perspectivisch meetinstrument doordat de sokkels telkens twee keer in de zichtlijn van een laan staan. De hoogte van de sokkels is gelijk aan mijn ooghoogte, zij bepaalt mijn horizon en daarmee mijn perspectivische en beeldhouwkundige ruimte. Door de toepassing van deze maatvoering ontstaat een dialoog tussen mijn opvatting over ruimte en de regels die de toenmalige architect in 1712 hanteerde met betrekking tot het construeren van een park.
Bij elkaar opgeteld geven deze aspecten de beschouwer een stimulans tot het stellen van vragen over de verschijningsvorm van het beeld en wordt het centrum van dit park een centrum van energie.